Het armenwerkhuis van Scheemda
Gepost door:Harm Hillinga | Datum: 15 mei 2023

Het NDV mannetje vertelt dit keer over het armenwerkhuis van Scheemda.

 

In het armenwerkhuis is geen tijd om stil te zitten

Als eind jaren vijftig het oude armen gasthuis aan de Gasthuislaan te Scheemda wordt afgebroken om plaats te maken voor de bouw van de Randstede, verdwijnt met het oude gebouw ook een stuk sociale historie. Meer dan honderd jaar lang zijn ouden van dagen, hulpbehoevenden en weeskinderen in het oude gast- en werkhuis ondergebracht, maar van een onbezorgde oude dag is in veel gevallen geen sprake, getuige de archiefstukken die in het gemeentearchief van Scheemda worden bewaard. Dit artikel over het armenhuis bestaat uit drie delen, eerst een beknopt stuk over de historie, vervolgens de instructie uit 1876 met daarin de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van het toenmalige beheerders echtpaar en tot slot een opmerkelijk rapport betreffende een inspectiebezoek dat enkele raadsleden in 1940 afleggen.

Het armenwerkhuis circa 1950.In geen geval zijn de bewoners er te gast, zoals de huidige straatnaam, waaraan het gebouw stond, wil suggereren. Nee, oude reglementen uit de vorige eeuw maken onomwonden duidelijk dat er ook gewerkt moet worden. Ook het bouwbestek uit 1857 geeft aan dat het gaat 'om een nieuw te bouwen werkhuis'. Voor de inwonende mannen betekent dit arbeiden in de grote tuin, die de dagelijkse etenspot vult en verder keien kloppen ten behoeve van wegverharding. De vrouwen en de meisjes dienen zich nuttig te maken met naaien, breien en verstellen van kleding en beddengoed, daarnaast ook met schoonmaakwerkzaamheden, want huishoudelijk personeel is er in het geheel niet. Ook verplegend personeel is onbekend. De administratie en het toezicht op de dagelijkse gang van zaken berust bij de inwonende 'vader en moeder'. Zij zijn zogezegd de managers van het werkhuis. Veel eigen initiatieven kunnen ze echter niet ontplooien, omdat ze zijn overgeleverd aan de grillen van hun baas: het Burgerlijk Armbestuur ter plaatse. Iedere week moeten de beheerders over de gang van zaken rapporteren, ze mogen het werkhuis niet uit zonder toe­stemming van het bestuur en krijgen jaarlijks in oktober een uitgebreide inspectie ten aanzien van kleding, beddengoed, voedsel en reinheid in het algemeen.

De bouw
Voorheen worden armen en bejaarde mensen door de plaatselijke diakenen ondergebracht in kerkelijke armenhuizen. In 1855 stellen de kerkbesturen van Scheemda en Eexta de burgerlijke gemeente voor, om over te gaan tot de bouw van een burgerlijk armenhuis. De kerken zijn, aldus het schrijven, niet meer bij machte de stroom hulpbehoevenden te onderhouden. Daarbij komt dat de nog jonge gemeente steeds meer bereid blijkt om taken van algemeen nut op zich te nemen. Ook de verzorging van de plaatselijke armen hoort volgens de kerken tot de taak van de burgerlijke overheid. De toenmalige gemeentebestuurders staan niet onwelwillend tegenover deze oproep en besluiten in het voorjaar van 1857 over te gaan tot de aanbesteding van een 'armen werkhuis'. Als voorbeeld, zo blijkt uit de raadsnotulen, dient het werkhuis in Hoogezand dat door een aantal Scheemders wordt bekeken.

Als plaats van oprichting wordt gekozen voor een perceel bouwland van 1 hectare en 68 roeden, gelegen aan het Koediep in eigendom van mr. Eppo Hesse Stheeman. In het voorjaar van 1858 is het gebouw gereed en kunnen de eerste mensen worden ondergebracht. Van enige privacy is geen sprake. Vrouwen slapen in de ene slaapzaal, de mannen in de andere.

Verder is er een derde slaapzaal voor weeskinderen. Het begrip recreatiezaal is onbekend. Overdag verblijven de vrouwen in de eet- en werkzaal, terwijl de mannen in de grote tuin werken of bezig zijn met werkverschaffing: het keien­kloppen. Van tijd tot tijd laat het armbestuur een scheepslading veldkeien uit Drente komen die vanuit het Koediep op het terrein van het armhuis worden gelost. De steenslag wordt later weer ingescheept om te worden verkocht voor wegverharding. De verwarming is minimaal en zal in het begin hebben bestaan uit een open vuur. Alleen de eetzaal is al 18 meter lang. Ook de slaapzalen zijn met hun lengtes van 8.50 m, 10,50 m en 12,60 m erg groot en ongerieflijk. Bovendien zijn alle vertrekken voorzien van koude, stenen vloeren.

De beheerder, 'de werkhuisvader' is verantwoordelijk voor de tuin, voor het zaaien, poten en het verzamelen van groenten en vruchten, het inzetten van kool en snijbonen en de wintervoorraad aardappelen. Verder heeft men in het armenhuis een melkkoe en enkele mestvarkens. Kippen mogen er blijkens het reglement niet gehouden worden. De eerste vader en moeder, aangesteld in 1857, waren Albertus Oostinga en Hindertje Akkerman. Ze krijgen jaarlijks f 125,-

Het echtpaar neemt al in 1859 ontslag en wordt op 1 november opgevolgd door Nanne Harms Olthof en Jantje Lantzenberg uit de stad Groningen.

Plattegrond van het armenweeshuis.

 

Index van het armenhuis circa 1900
1. Bestuurskamer
2. Wachtkamer
3. Slaapzaal vrouwen
4. Slaapzaal mannen
5. Kamer
6. Ziekenkamer
7. Beheerder
8. Dagverblijf
9. Wasvertrek
10. Berging/veevoer
11. Varkenshok
12. Koestal

Weinig animo
De animo om in het werkhuis te worden geplaatst, blijkt ondanks de hoge verwachtingen, niet erg groot te zijn. Al rond 1903 concludeert een raads­commissie, die de oorzaak van de slechte bezetting moet onderzoeken, dat veel armen zich liever met een klein weekgeld, al is het slechts 50 cent, willen behelpen dan aangewezen te worden voor een plaats in het werkhuis. Oorzaak, aldus de commissie, is de zeer beperkte vrijheid van de bewoners. Ga maar na, gehuwde bejaarden slapen gescheiden, opstaan en slapen op vaste tijden, sterke drank is taboe en het is verboden afgesloten kasten of kisten te hebben. Verder verblijft men dagelijks met elkaar in grote ongezellige zalen. Het punt van de té grote zalen blijkt ook voor de gemeentebestuurders een steeds terugkerend probleem. Vandaar dan gemeenteopzichter Buurke in 1903 een plan opstelt om het gebouw aantrekkelijker te maken. Het dagverblijf moet worden verkleind, evenals de slaapzaal voor de mannen. En de vloeren van de slaapzalen en dagverblijven moeten worden voorzien van hout. Totale kosten f 1.182,85 aldus Buurke. Kort daarop zal het werk zijn uitgevoerd, want uit latere berichten weten we dat de stenen vloeren zijn verdwenen.

Desondanks blijven er problemen en herhaaldelijk - zoals tijdens een inspectiebezoek van enkele raadsleden in 1940- wordt er opgeroepen tot modernisering van het werkhuis. Pas eindjaren vijftig, als aan de Kerklaan een bejaardencentrum wordt gerealiseerd, kan het oude, vervallen werkhuis worden opgeruimd en wordt op die plaats de Randstede gebouwd. De naam Gasthuislaan is het enige wat nog herinnert aan het armenwerkhuis uit de vorige eeuw.

INSTRUCTIE VOOR (naam) IN HET BURGERLIJK ARMEN- EN WERKHUIS

Art. 1 -De gehuwde lieden in het armen- werkhuis gaan de armen voor in Godsdienstigheid en zedelijkheid en zorgen dat in het werkhuis steeds orde, zindelijkheid en vlijtige werkzaamheid onder de verpleegden heerscht.

De man[1] gaat de armen voor in bidden en danken, voor en na het eten en leest na het avondeten een stuk uit den bijbel. In het armenhuis wordt geen sterken drank gebruikt en mogen geen kippen worden gehouden.

Art. 2 - Zij zijn gehouden alle orders van Dames-Directrices[2] ten uitvoer te brengen en haar de gevraagde assistentie en inlichtingen te verleenen.

Art. 3 -Zij zorgen voor de dagelijksche voeding en huisvesting der armen, zoo als hun door Dames-Directrices zal worden voorgeschreven. Zij nemen niemand in het armenhuis of ontslagen dien dan op schriftelijke order van gecommitteerden van het Burgerlijk Armbestuur.

Art. 4 - Zij zorgen, dat ieder gezonde inwoner op tijds des morgens zijn legerstede[5] verlaat, en des avonds op gezette tijde worden ingenomen.

Art. 5 - Zij zorgen dat de slaapsteden behoorlijk worden opgemaakt, de slaapzaal zooveel mogelijk van verse lucht worde voorzien, en vloeren zaal worde gerei­nigd; dat wekelijks de kribben[4] worden verzet met het schrobben en 1 à 2 keer 's jaars de bedden worden gereinigd en voorzien van nieuw stroo.

Art. 6 - Zij zorgen dat het morgen- middag-en avondeten op behoorlijken tijd gereed en afgelopen zij en dat ieder inwoner aan het werk worde gesteld en gehouden, waaronder ook het naaijen en breijen verstaan wordt.

Art. 7 - Zij houden behoorlijk opzicht over de werkzaamheden der armen, zoo binnen als buiten huis werkende. De man houdt het opzicht over de keijen- klopperij, wol- en vlasspinnen, tuinarbeid en andere werkzaamheden. Hij laat niemand tot die werkzaamheden toe dan de inwonende armen en hun, die door gecommitteerden van het Burgerlijk Armbestuur daartoe hun worden toegezonden.

Zij zorgen dat de kinderen in de schooljaren vallenden, geregeld de school en catechisatie bezoeken en alle inwonenden zooveel mogelijk de kerk bezoeken onder geleide van de man of vrouw.

Art. 8 - Wanneer er voor de inwonenden geen genoegzaam werk gegeven kan worden kunnen, op aanzoek, de verpleegden die gemist kunnen worden, buiten het gesticht bij anderen voor loon werken, zullende de verpleegden daarvan 20% ontvangen.

Van die werkzaamheden, bij wien en hoe lang, houdt de man aanteekening en geeft dit wekelijks op aan de Secretaris-Penningmeester. De man oordeelt of er personen gemist kunnen worden, en beschikt daarna.

Alle orders hierover aan de inwonenden gegeven, worden stipt opgevolgd; bij gebreke daarvan geeft hij kennis aan den voorzitter of B. Armbestuur.

Art. 9 - Zij houden dagelijks aanteekening van de werkzaamheden der armen en van alle onder hun opzicht werkende personen en doen iedere week of zoo dikwerf het Armbestuur dit vraagt daarvan verantwoording.

Art. 10 - Zij houden dagelijks aanteekening van de voeding, gedrag, enz, der armen.

Art. 11 - Zij houden naauwkeurig aanteekening van de ontvangst van alle levensmiddelen, zoomede van het verbruik en het aantal inwoonenden.

Art. 12 - Zij zorgen voor eene stipte verschooning en reiniging der inwonenden en doen dit met naauwgezetheid voor de kinderen en de onnoozelen[5]. Zij zijn wekelijksch bij de verschooning zelf tegenwoordig gelijk zij dit ook zullen doen met ieder nieuw inkomende arme.

Art. 13 - Bij het ontstaan van ziekte zullen zij daarvan terstond aan den Voorzitter van het Armbestuur en den geneesheer kennis geven. Zij zorgen voor de ver­zorging, bediening en oppassing der zieken en lijdenen.

Art. 14 - Zij zorgen voor de goede bewaring der eetwaren, kleeding- en liggingstukken[6], geven bij ontvangst kennis wanneer die van geene goede kwaliteit of bedorven zijn.

Art. 15 - Zij zorgen voorde goede bewassching, en op order van Dames-Directrices voor de herstelling der kleedingstukken, wat zooveel mogelijk onder toezigt van de vrouw door de armen geschiedt.

Art. 16 - Zij zorgen dat het gebouw gehoorlijk geschrobt, gereinigd en gelucht wordt, de schoorsteen minstens tweemaal 's jaars, en de kagchels alle veertien dagen geveegd worden.

Art. 17 - Onder het toezicht van eene Commissie uit het Armbestuur, zorgt de man voor de tuinbouw en werkt mede tot het zaaijen, pooten, planten en oogsten, hij zorgt tevens dat de grond tijdig bemest en omgegraven wordt; voor goed zaai- en pootgoed, en voor het inzetten van kool- en snijbonen en het inzamelen, drogen, bewaren en bergen der vruchten, voor voldoende voeding, melk, enz. van de koe[7].

Art. 18 - Hij houdt aanteekening van de hoeveelheid aardappelen en groenten welke de tuin oplevert.

Art. 19 - Jaarlijks in de maand October, en zoo dikwijls het Armbestuur dit noodig oordeeld, zal er eene algemeene inspectie over de kleeding, ligging-stukken, eetwaren, enz., worden gehouden; over de aanwezige goederen volgens pakhuis of magazijnboek.

Art. 20 - Kleederen en liggingstukken of eetwaren benoodigd zijnde geven zij daarvan kennis, wat het eerste betreft aan Dames-Directrices, en van het tweede aan de Heeren gecommitteerden.

Art. 21 - Zij ontvangen van Dames-Directrices eene lijst van hetgeen op elken dag in het huis zal worden gegeten, gecommitteerden zorgen dat het noodige daartoe aanwezig zij. De man zal acht dagen bevorens kennis moeten geven aan gecommitteerden wanneer het voorradige moet aangevuld worden.

Art. 22 - Zij zullen het armen- en werkhuis noch ieder alleen, noch gezamenlijk mogen verlaten, tenzij met toestemming van den Voorzitter van het Armbestuur, gelijk de armen dit niet mogen doen zonder verlof van (het hoofd van het werkhuis) of diens vrouw, zullende zij op het bepaalde uur in huis terug moeten zijn.

Art. 23 - Bij het ontstaan van ordeloosheid, onzedelijkheid, dronkenschap, wanwilligheid of ongehoorzaamheid van een of meer armen zal de man hun daarover bestraffen en hunne pligten ernstig onder her oog brengen. Bij volharding geeft hij daarvan kennis aan gecommitteerden. Hij zal zorgen, dat de inwonenden niet over elkaar heerschen en ieder gelijk worde behandeld. Hij zal aan geen der inwonenden veroorloven geslotene kasten, kisten of andere voorwerpen bij zich te hebben.

Art. 24 - (Zij) ontvangen voor bovenstaande verpligtingen, behalve de voor hen benoodigde eetwaren in het gesticht aanwezig: inwoning, brand, licht, genees­kundige behandeling van den geneesheer der gemeente en Een honderd en vijftig gulden 's jaars.

Art. 25 - Zij worden als bestuurders aangesteld op de voorwaarden in art. 24 genoemd, echter onder voorbehoud dat de raad hen op voordragt van het armbestuur ten allen tijde kan ontslagen, indien zij aan hunne verpligtingen niet voldoen, zullende zij alsdan op de door den Raad te bepalen tijd het huis moeten verlaten met alle hunne goederen, en de sleutels van het werkhuis, voor zooverre bij hen in gebruik, te hebben overgegeven, alles na behoorlijke rekening en verantwoording in overgave der goederen onder hun beheer volgens het magazijn boek. (Zij) zullen twee maanden bevorens den raad moeten kennis geven wanneer zij hunne betrekking wenschen neer te leggen.

Aldus vastgesteld ter openbare raadsvergadering te Scheemda den 4 julij 1876.
De Burgemeester: Jac. Arn. De Beer
De Wethouder: G.A. Crol

Een bezoek aan het armengasthuis 1940
Al vóór de laatste oorlog is de toestand van het armengasthuis ver onder de maat. In 1939 dringt het armbestuur er al bij de gemeente op aan om het gebouw te moderniseren of geheel te vernieuwen. In overleg met de gemeentearchitect worden plannen gemaakt, maar wegens de tijdsomstandigheden blijft de toestand bij het oude. Als in 1940 een nieuw beheerders-echtpaar wordt aangesteld, is dat voor twee raadsleden, Reininga en Verbaas, een reden eens kennis te maken met het echtpaar en tevens het gebouw in ogenschouw te nemen.

"Wat we zagen deed ons versteld staan", zo schrijven ze later in een brief aan het armbestuur en ze voegen er een persoonlijk relaas aan toe, waaruit de schrijnende toestand blijkt waarin de oudjes dagelijks verkeren. En dan hebben we het nog niet eens over het zwembassin (de kelder), waar dagelijks een paar honderd emmers water uitgeschept moeten worden om niet alles wat daar opgeborgen is, te doen onderstromen, aldus de raadsleden.

Overigens zijn ze wel te spreken over de voeding en de kleding, "daarvoor zorgt U uitstekend". Eigenlijk is alles wat de huisvesting betreft geen zaak van het armbestuur, maar van de gemeente, zodat het armbestuur de brief en het rapport doorstuurt naar het college van B en W van Scheemda. Uit de verdere correspondentie blijkt dat er enkele zeer noodzakelijke veranderingen worden aangebracht (kachels en radio), maar de inmiddels uitgebroken oorlog is er de oorzaak van dat er geen verdere plannen kunnen worden ontwikkeld. Hieronder dan het verslag van Verbaas en Reininga naar aanleiding van hun bezoek aan het armengasthuis in november 1940, omdat het een levendig beeld schetst van de droevige huisvesting van de oudjes.

Een bezoek aan het Scheemder Armgasthuis
Op een late november namiddag bezoeken twee raadsleden bovengenoemde inrichting. Verschillende omstandigheden geven tot dat bezoek aanleiding. Vooreerst is daar de kennismaking met de nieuwe vader en moeder die begin november in dienst zijn getreden. De indruk is, dat Gemeente- Armbestuur, en Gasthuisbewoners geluk zijn te wensen met de benoeming van het echtpaar.

De bewoners van de inrichting zijn dan ook zeer ingenomen met de nieuwe functionarissen. Laat ons hopen dat het genoegen wederzijds is.

Verder zijn in het armengasthuis enige verpleegden uit Heiligerlee afkomstig, die we een bezoek willen brengen, hetgeen bij deze gelegenheid ook is geschied.

Hoofdzaak is echter, om zich als raadsleden eens te overtuigen hoe de uit- en inwendige toestand van het gebouw is. Bij het betreden van de grote zaal valt ons al dadelijk de somberheid van dit vertrek op. Niet alleen dat zo'n zaalsysteem totaal uit de tijd is, maar ook het interieur maakt zoo 'n onprettige indruk. De muren en de zoldering hebben geen donkerder kleur kunnen krijgen of het heeft zwart moeten wezen. Een paar lampjes hangen boven de tafel, die eveneens uit het jaar 'nul' schijnen te zijn. Waarom niet een paar frissche ballonnetjes of kapjes die in de lange winteravonden een gezellig licht verspreiden en overdag wat meer fleur aan het vertrek geven?

Voorts wordt in dat vertrek geen enkele fatsoenlijke stoel gevonden! Ons worden stoelen getoond waar de mat finaal uit is en een soort strookussen dit gat moet opvullen. Als op een zondagnamiddag familieleden de verpleegden bezoeken, kan hun geen stoel worden aangeboden, omdat het aantal tevens zo gering is. Voor oude en gebrekkige mensen is een eerste vereischte: een gemakkelijke zitplaats. Eis is dus dat daar op die zaal een voldoend aantal degelijke armleunstoelen komen. Verder is 't een noodzakelijk ding, deze zaal in twee en te splitsen, zodat er een mannen- en een vrouwenafdeling komt, en dan voldoende ventilatie aan te brengen, daar deze geheel ontbreekt.

De toestand zoals die nu is: een oude door gebrande kachel in de hoek van de zaal, waar drie, vier menschen omheen zitten en de vrouwen in de andere uiterste hoek of bij een raam, (gelukkig nog met een stoof) mag niet bestendigd blijven. Ideaal is: elke verpleegde een eigen zit- slaapkamertje. Dit ideaal is heus geen weelde.

Op de slaapzalen, zowel van vrouwen als van mannen, is 't evenmin zooals het behoort te zijn. Ook daar is zelfs de geringste ventilatie totaal afwezig. Eveneens ontbreekt daar elke wasgelegenheid. Dringende eis is het aanbrengen van vaste wastafels. Het mag geen dag langer bestendigd blijven, dat de verpleegden van één en dezelfde wasgelegenheid, gezamenlijk gebruik moeten maken. Bij die vaste wastafels, dient ook in warm water voorzien te worden, waarvan oude en gebrekkige mensen niet verlangt kan worden dat deze zich in de winter met koud water wassen.

Verschillende vloeren, vooral in de slaapzalen, verkeren in desolaten toestand. In één zaal zijn gaten in de vloer, waar een volwassene gemakkelijk doorheen kan. Op andere plaatsen buigt de vloer zo onheilspellend door, dat men wel elk ogenblik een ongeluk kan vrezen.

Over de zoldervloer spreken we maar niet, die is in zoo'n verre staat van verrotting, dat het elke beschrijving tart. Het ongedierte, als ratten en muizen heeft daar een dorado gevonden. De stank die daardoor verspreid wordt noodzaakt den beheerder, de zolderdeur steeds open te zetten, zoowel in de zomers, als nu in de winter. Die deur bezit geen enkele sluiting meer doch wordt met een stok en een steun zo goed en kwaad als 't gaat gesloten. De enige opgang naar de zolderruimte bevindt zich in 't alleruiterste hoekje van het huis en dan nog wel .... schik niet.... vanuit de koestal. Die koestalmuren hebben enige zakken portlandcement dringend nodig, daar anders de zuivelcontrole wel eens een proces-verbaal kan achterlaten bij eventueel bezoek. Over daklekkage spreken we niet meer. Omdat er plannen tot verbouw of nieuwbouw beraamd zijn, dringen we ook niet op grondige herstelling of vernieuwing aan. Maar wel achten we noodzakelijk in de bovengeschetste toestand middellijk verandering te brengen. Over aanschaffing van nieuwe kachels op de slaapzalen horen we tot onze vreugde reeds. Nodig nog wel: een schot in de grote zaal, andere wandbeschildering of bekleding, aanschaffing van 20 of 25 arm leunstoelen, want nu lijkt het wel een dodenkamer. Andere verlichting: aanbrengen van ventilatie, vloer verven of bekleden en aansluiting aan de radiocentrale, met enkele luidsprekers, b.v ook in de ziekenzaal. Als aan deze wensen wordt voldaan, wordt de levensavond der oudjes in het armgasthuis ook wat lichter en aangenamer gemaakt. "Geld speelt geen rol", zegt de Duitscher.

 

Met medewerking van:
Oorspronkelijke tekst: Jan P. Koers, Scheemda (waarvoor dank).
Redigering: René van Rijn
Design en samenstelling: ©Harm Hillinga
Webmaster: ©Harm Hillinga

Noten:
1 Met 'de man' wordt het hoofd van het werkhuis bedoeld, ook wordt hij in de stukken wel als 'vader' aangeduid.
2 De 'Dames-Directrices' zijn de enkele dames, waaronder vermoedelijk echtgenotes van leden van het Burgerlijk Armbestuur, die zo nu en dan het werkhuis controleren op reinheid en netheid.
3 Legersteden = slaapplaatsen.
4 Kribben = houten ledikanten.
5 Onoozelen = zwak begaafde kinderen.
6 Liggingstukken = beddegoed.
7 De koe, aanwezig in het werkhuis.


 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres. Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 15 mei 2023.

Revisie: 4 augustus 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Top